SGO K1 struikelt over d4

In de tweede thuiswedstrijd ging Overschie K1 nipt onderuit met 3½ - 4½ tegen D4 uit Oosterhout. Tot het eind bleef het razend spannend, toen Cor en Robbert hadden gewonnen stond het 3½ - 3½ en kwam het dus aan op de allerlaatste partij. Maurits had met prima spel een totaal gewonnen positie bereikt, maar raakte toen verzeild op dwaalwegen naar een bitter einde op de eeuwige jachtvelden.

Cor (bord 1, met zwart) speelde fris van de lever tegen Maykel Smits (2073) en snaaide brutaal een pion mee met 8... Dxb2. Later won hij bijna een tweede pion met 14... Pxa2, maar die moest kort daarna worden ingeleverd. Het was duidelijk dat de witspeler voldoende compensatie had voor die ene pion, maar wanneer en hoe kon hij zijn aanval gestalte geven? Dat kostte hem veel tijd, heel veel tijd en Cor gaf uiteraard geen krimp met pokerface incluis. Uiteindelijk offerde wit in tijdnood een toren op g7 in een alles of niets poging. Daar wist Cor wel raad mee en vijf zetten later gooide wit de handdoek. (1)

Karel (bord 2, met wit) bereikte met nauwkeurig spel groot voordeel en uiteindelijk een totaal gewonnen stelling tegen een matig spelende Joost Sips (1983). Met 37.Tcc7 had hij een Fritz score van +3.20 kunnen bereiken. Zijn bewuste keuze voor 37.exf5 en ruil van één stel torens was ook goed genoeg voor een technische winst in het toreneindspel met pluspion (+1.50). Maar toen maakte hij helaas een rekenfout in lichte tijdnood op de beruchte 40e zet en de pluspion ging verloren. Maar dan komt de uitstekende fighting spirit in Karel naar boven: lange tijd maakte hij het zwart nog heel lastig door zijn actievere koning en dreiging met zijn ver opgerukte b-pion. Maar de zwartspeler gaf geen krimp meer en de remise was onvermijdelijk. (½)

Marcel (bord 3, met zwart) speelde een prima, degelijke pot tegen Marc Caluwe (2016). Wat een verschil met zijn avontuurlijke partij in de vorige ronde, maar dit beviel mij wel. De opening was prima en hij bereikte zelfs een plusje op zet 16. Zijn vervolgplan om de dame via e5 naar h5 te spelen krijgt de afkeuring van Fritz (20.g4!? zou wit voordeel hebben geven), maar zijn tegenstander was blijkbaar dermate geïntimideerd dat hij een zetherhaling entameerde op zet 20-23. En Marcel had geen enkele reden om dat uit de weg te gaan. (½)

Robbert (bord 4, met wit) boekte een mooie overwinning tegen Robbert van Vossen (2040) en dat was volgens mij al weer een tijdje geleden. Na een interessant intermezzo op de koningsvleugel ontstond een origineel middenspel wat moeilijk te beoordelen was. Wit had misschien een slechte loper, maar die zette wel permanent druk op zwarts pion h6. En zwart had een zeker initiatief op de damevleugel. Toch had ik het gevoel dat de beste kansen bij wit lagen. Op een gegeven moment bood zwart remise aan, volgens Robbert was dat ook terecht, maar gelukkig was hij bereid om na overleg met de teamleider door te spelen. En dat leidde snel tot succes: zwart maakte een fout en liet Robberts winnende wandelkoning toe. Met de fraaie pointes 49.Lg7, 51.Ka6 en 52.Lf8! was promotie van de witte b-pion onafwendbaar. (1)

Erik (bord 5, met zwart) ging op een verraderlijke manier al snel de fout in tegen Dick Kriens (1920). Met 11... Pxf2 leek hij een goede slag te slaan, maar dit schijnoffer werkte helaas als een boemerang. Met 12... e4?! i.p.v. eerst loperruil op d3 maakte hij het nog een graadje erger en toen restte nog slechts het gevecht tegen de bierkaai. Het witte voordeel werd snel groter en met een sterke slotaanval haalde wit het punt al op zet 26 binnen. Dat was een echte tegenvaller voor de onzen. (0)

Maurits (bord 6, met wit) voerde samen met zijn tegenstander Lucas den Boer (1851) een origineel middenspel op. Na wat ups en downs had hij met 24.f5! al groot voordeel te pakken. Dit hield hij goed vast, hij had namelijk twee grote troeven: een gedekte vrijpion op b5 en een sterk initiatief op de koningsvleugel. Samen goed voor een voordeel van ca. +1.30 wat hij lange tijd vasthield. Maar hierin lag meteen het lastige probleem: op welke vleugel moet je het nu het eerst afmaken? Zijn zet 39.Ta6! was nog steeds zeer to-the-point, die leidde namelijk tot de winnende inbraak 40.f6! (+2.09). Dus tijdcontrole gehaald en kat in het bakkie denk je dan. Maar toen kwam de (ook) beruchte zet 41 en dat was een totale miskleun: 41.Te6?! gaf al het voordeel in een klap weg. Eerst even het paard op d2 veilig stellen met 41.Pf3, wat ook meteen pion e5 aanvalt, had een eenvoudige winst gegarandeerd. De zwartspeler reageerde niet optimaal, had meteen een stuk kunnen winnen met 41... g4!, dus Maurits kreeg nog een herkansing om na 41... gxh4 alsnog 42.Pf3 te spelen met nog steeds groot voordeel. Hij dacht heel lang na, iedereen hield zijn adem in ... en toen kwam Maurits met het onverwachte (ik dacht heel even geniale) 42.Dxc5? waarmee hij bewust zijn paard op d2 offerde. Dit werd in dank aanvaard en het werd al snel duidelijk: wit heeft nog aanvalskansen maar zwart staat beter. Na nog een mindere zet kwam Maurits in een matnet terecht, wat na de promotie van de witte pion vakkundig werd dichtgeknoopt door zwart. (0)

Rob (bord 7, met zwart) speelde de opening heel vlot en had het aanvankelijk allemaal prima onder controle tegen Carlo Bloem (2038). Rob’s keuze voor de lange rochade op zet 16 was ambitieus, hij liep daarmee een licht risico maar het was zeker speelbaar. Maar om zelf echt spel te kunnen genereren op de koningsvleugel, had hij de kunstmatige manoeuvre 17...Td6?! nodig om 18... f6 te kunnen spelen. Daarna had hij moeten doorbijten met 19...g5!? Toen hij daarvan afzag was het wit die het initiatief kreeg met een aanval op de damevleugel. En dat liep heel soepel: zonder dat Rob er veel aan kon doen kwam wit binnen zonder kloppen met 23.c6! Hierna was het voor Rob ook vechten tegen de bierkaai, waarvan we allemaal weten dat het bier en/of de kaai het altijd wint. (0)

Albert (bord 8, met wit) leverde een zeer matige prestatie tegen Arie van Heeren (1720). Mijn enige excuus was de griep waar ik al een aantal dagen paracetemol tegen slikte. Dit had blijkbaar geen goede uitwerking op mijn denkprocessen. Na 12 zetten theorie, waarvoor ik 2 minuten en mijn tegenstander 40 minuten nodig had, won ik met een bekende wending een pion waarvan evenzeer bekend is dat zwart hiervoor voldoende compensatie heeft dankzij zijn loperpaar (+0.50). Hierna heb ik over de volgende 10 zetten vijf kwartier nagedacht ... en kwam uiteindelijk duidelijk minder te staan. Ik had geen idee wat de rating van mijn tegenstander was (onbekende invaller), hij speelde best wel oké vond ik. Remise aanbieden leek me verstandig en dat werd dankbaar aangenomen door mijn tegenstander.  (½)


Na de prima start (overwinning op Goes in de eerste ronde) is het vervolg met twee nederlagen, hoewel enigszins onfortuinlijk, zondermeer slecht. In de uitwedstrijd tegen Bergen op Zoom op 24 november zullen we absoluut uit een ander vaatje moeten tappen!

Albert

Back to Top