Een nipte en zeer welkome zege
Op zaterdag 11 maart boekte ons eerste team een zeer belangrijke overwinning in de strijd tegen degradatie. We speelden tegen de nummer laatst Botwinnik uit Zoetermeer. In het Prachthuis was het een echte strijd op leven en dood: de ploeg die zou verliezen zou namelijk vrijwel zeker degraderen. Het was zoals te verwachten een zeer spannende wedstrijd. Overschie bracht wel al snel een voorsprong op het scorebord, door krachtige overwinningen van invaller Robbert (onze joker) en Karel en remises van Maurits en Erik (de laatste was een meevaller). De tussenstand was toen 3-1. Echter was ook duidelijk dat de partijen van Cor en Albert verloren dreigden te gaan. Virtueel stond het dus 3-3 en dat werd even later ook de realiteit. Henk zou gaan winnen, dus er zat minimaal een gelijkspel in de jackpot. De druk lag bij good-old Willem die zijn – op dat moment - iets minder staande eindspel moest keepen. Hij slaagde glansrijk en dus was de eindoverwinning voor Overschie (4,5-3,5). We hebben het nu weer in eigen hand: de resterende twee wedstrijden winnen is zeker voldoende voor handhaving. Het zal waarschijnlijk in alle gevallen aankomen op de laatste ronde. In een thuisduel moeten we het dan rechtstreeks uitvechten met DD2, de meest waarschijnlijke andere degradatiekandidaat. Ook dan zal gelden voor beide ploegen: "de dood of de gladiolen!".
Maurits (bord 1, met zwart) speelde een korte en zeer rustige remise tegen Arno Middelkoop (1765). Nu was het ook lastig om iets te ondernemen tegen de oerdegelijke witte opzet. Maar als Maurits zijn huiswerk had gedaan, dan had hij meteen geweten dat hij geen sterke tegenstander aantrof. En dan had hij meer risico kunnen nemen. Als teamleider wil ik hier ook wel lering uit trekken. Ik geef zeer uitgebreide informatie vooraf, maar het kan dus nog beter: vermeld ook de namen en ratings van de potentiele invallers. Meestal kijk je dan alleen naar mogelijke sterke invallers, maar het is dus ook goed om te weten wie de zwakke invallers kunnen zijn! (1/2)
Robbert (bord 2, met wit) gaf ons team de noodzakelijke versterking en een gezonde boost. Met rustig en gezond openingsspel kreeg hij een “lekkere stelling” tegen Stefan Buchly (2002). Vervolgens nam hij het initiatief met 10.c5!? Objectief (vanuit Fritz) gezien misschien niet de sterkste zet, maar wel correct en de tegenstander werd hiermee onder druk gezet. Die ging ook meteen de fout in met slaan op c5, waarna 11.dxe5 wit duidelijk voordeel gaf. Hierna nog een mindere zet van zwart 11...Pg4, die Robbert heel mooi tactisch kon afstraffen. De zwarte koning kwam hulpeloos op e7 te staan. Het elimineren was een kwestie van tijd, Robbert had geen haast, maar maakte het op zet 26 fraai af met een dubbel kwaliteitsoffer op d7. Dit willen we vaker zien! (1)
Erik (bord 3, met zwart) moest opboksen tegen een rustige Reti opening (1.g3) van Wouter Bik (1930). Wit speelde een soort Pirc in de voorhand. Er leek niet veel aan de hand, maar op zet 14 kwam wit toch in het voordeel. Zwart stond enigszins verkrampt met twee gefianchetteerde lopers en de pionnen op c6 en f6 ... Maar wit speelde dit niet optimaal. Na een rommelige fase ontstaat na 21.d4 een kritieke stelling waarin zwart met correct spel in het voordeel had kunnen komen, maar na de mindere reactie is het wit die winnend voordeel bereikt (+1.50). Wit kan oogsten met 31.Dxa6! maar ziet spoken (hij wil De1+ niet toelaten). Na 31.LxPd5 is het al lastig geworden voor wit om het dame eindspel na 32.Dxa6 te winnen. Hij kiest voor het vervlakkende 32.Dxd5 Dxa4 en enkele zetten later remise overeen gekomen. Hier kwamen we dus goed weg. (1/2)
Henk (bord 4, met wit) speelde tegen een “de Leeuw” fanaat (Rogier Zoun, 1958), en dat kwam ook “een soort van” op het bord na 1.Pf3 d6 2.d4 Pd7 3.e4 e5. Ik denk niet dat Henk dit voorbereid heeft .. (?) maar hij pakte het wel zeer scherp aan met 4.dxe5 dxe5 5.Lc4 c6 6.Lxf7+. Hakken op f7 dus, dat gebeurde ook in mijn partij, ons clublied zorgde deze middag voor de nodige inspiratie! Na 6...Kxf7 7.Pxe5+ Ke7 (Ke8 is gelijkwaardig) 8.Lg5+ Pgf6 9.Pc4!? (niet de sterkste zet volgens Fritz, maar compliceert maximaal en is dus de betere zet in een praktische partij) geeft Fritz -1.50 voordeel voor zwart. Maar wat zegt dat, op dit nivo, in een gecompliceerde tactische stelling tegen Ochtman? Zwart gaat meteen de fout in met 9...Dc7? 10.e5! Pxe5? 11.De2 en wit heeft al een voordeel van +1.00. Henk krijgt een pion meer, houdt dat goed vast en na nog een fout van zwart maakt hij het tactisch mooi af met 21.Txh5! Hierna resteert een eindspel met een kwaliteit meer, later ingeruild voor twee verbonden vrij-pionnen. Mooie pot, het nemen van risico is beloond. (1)
Albert (bord 5, met zwart) kwam tegenover een zeer ongebruikelijke witte opzet van Thom Beeren (1981) te zitten met c3 en f4. Mijn reactie was veel te aarzelend. Eerst speel ik het minder goede 4...e5. Vervolgens verwerp ik na lang nadenken de juiste zet 5...Lg4 omdat ik 6.Db3 vreesde. Niets aan de hand, gewoon pion b7 offeren roepen Maurits en Robbert dan (terecht) in koor na afloop. Met grote tegenzin besluit ik uiteindelijk tot 5...Pbd7 (vond ikzelf ook erg passief) maar ik moest iets doen tegen de druk op e5. Dit ging nog wel, maar na 6.Lc4 kies ik in vol vertrouwen voor 6...Pgf6? maar daar zat een enorm lek in de berekening (6... Pb6 was nog wel speelbaar geweest). Ik ging er vanuit dat ik altijd een pion terug zou winnen: of op e4 slaan (dat ging dus niet wegens stukverlies na Dd5) of op e5 na 8...Pg4 (ook zeer slecht, zowel na Lg5 als Lxf7). Ik moest nu in arremoede na 7.dxe5 dxe5 8.fxe5 terug met Pg8. Ik sta dan natuurlijk totaal verloren en na 13.Pxf7! is het in feite game-over. Ik stribbel nog hardnekkig tegen maar krijg eigenlijk geen kans meer. In tijdnood word ik heel fraai mat gezet, achter verticale paaltjes met mijn koning op h7. Best wel een bijzonder matbeeld; komt, ziet en huivert .. (0)
Karel (bord 6, met wit) speelt een prima pot, het liep op rolletjes tegen Rinze Mulders (1840). Hij kreeg in de Maroczy opstelling tegen de versnelde Draak het gebruikelijke ruimte voordeel en kansen op een doorbraak. Zwart stelde zich niet optimaal op (speelde ook heel vreemd 12...Ld7 en 13...Le6) en liet ook b2-b4 van wit toe. Dan is het al heel penibel en na het toelaten van 20.Txc6! al heel erg verloren. Dat maakte Karel prima af na slechts 25 zetten. (1)
Cor (bord 7, met zwart) kreeg op zet 14 een sterk stukoffer naar zijn hoofd geslingerd van Erik Middelkoop (1890), de sterkere broer van bord 1. Maar 16.La3 was niet de beste zet (veel sterker is Le3) waarna de stelling lange tijd onduidelijk is, met nog wel licht voordeel voor wit: toren + pion tegen twee stukken met een ruime ontwikkelingsvoorsprong. Met actief spel weet wit door te breken op de damevleugel. Hij gaat daarna nog wel de fout in met 26.Txe6 en de stelling is vervolgens nog enige tijd in evenwicht. Maar tekenend voor Cor’s (externe) vormcrisis: hij komt toch langzaam maar zeker in onoverkomelijke problemen. (0)
Willem (bord 8, met wit) speelde een rustige, symmetrische opening en krijgt enige druk tegen de achtergebleven pion op c6. De zwart speler Wilco Kort (1905) lost deze op, maar daarna heeft Willem toch wel duidelijk de betere stelling. Na wat tactische schermutselingen heeft hij een gezonde pluspion en zelfs twee verbonden vrij-pionnen op de damevleugel. Het losspelen daarvan heeft, met ongelijke lopers en allebei nog een paard, nog wel wat voeten in de aarde. Dit lukt niet en het witte voordeel is daarna weg. Zwart komt zelfs een pion voor .. maar Willem ziet kans de paarden te ruilen en heeft dan eigenlijk geen problemen meer met alleen nog de ongelijke lopers op het bord en 2 tegen 3 pionnen. (1/2)
Dus een nipte en zeer welkome zege met 4,5-3,5. We blijven voorlaatste staan, maar met nog twee duels te gaan tegen de andere degradatie kandidaten Goes en DD2 hebben we nu alles nog in eigen hand. Op 1 april reizen we af naar Goes, wie gaat wie daar voor de gek houden?